Ministers Vandenbroucke, Dermagne, Clarinval en Gilkinet zijn in overleg gegaan met de sociale partners van fraudegevoelige sectoren. Ik heb van deze partners jammer genoeg vernomen dat ze onvoldoende tijd hebben gekregen om zich te buigen over dit belangrijk dossier. Bovendien hebben ze het idee dat er helemaal geen rekening wordt gehouden met hun adviezen. In de Commissie Sociale Zaken stelde ik daarom een vraag hierover aan minister Vandenbroucke.

Fraudegevoelige sectoren zoals de vlees-, transport- en bouwsector lijden onder uitbuiting van buitenlandse arbeidskrachten en sociale dumping. Sociale dumping houdt in dat sommige werkgevers praktijken toepassen om ‘kosten en ‘lasten’ tot een strikt minimum te herleiden. In feite komt het erop neer dat de rechten van de betrokken werknemers worden afgebouwd. Dit komt regelmatig en steeds meer voor. De sociale partners van deze sectoren hebben niet het gevoel betrokken te zijn in het wetgevend proces van de ministers. Een gemiste kans.

Ik vroeg dan ook aan Vandenbroucke in welke mate hij rekening heeft gehouden met de adviezen van de sociale partners. En of er nog verder overleg met hen wordt gepland om dieper in te gaan op deze belangrijke hervormingen.

Minister Vandenbroucke deelde mij mee dat er inderdaad overleg met hen is geweest. Op basis daarvan is een voorontwerp gemaakt dat 3 maatregelen omvat:

  1. Een beperking van het aantal niveaus in onderaannemingen.
  2. Een verbod op een puur financiële onderaanneming, waarbij de onderaannemer de opdracht uitbesteedt zonder zelf werken uit te voeren.
  3. De oprichting van een databank voor loonschulden.

Ook liet Vandenbroucke mij weten dat zijn medewerkers vanaf september opnieuw gaan overleggen met de sociale partners. Hij verzekerde mij dat hij zeker belang hecht aan een goed inhoudelijk overleg.

Er is naar mijn idee al een weg afgelegd, maar het werk is nog niet klaar. Hopelijk kunnen de opmerkingen van de sector nu wel verwerkt worden. En hopelijk krijgt de sector de kans om er nog zijn zeg over te doen, alvorens het aan de Ministerraad wordt voorgelegd.

Lees op pag. 2 mijn vraag en het antwoord van minister Vandenbroucke.